De redelijke ontslaggronden onder de WWZ

Onder het huidige ontslagstelsel heeft de werkgever keuzevrijheid tussen twee ontslagprocedures, namelijk die van het UWV of de kantonrechter. Met de invoering van het nieuwe ontslagrecht per 1 juli 2015 is er geen keuzevrijheid meer maar bepaalt de ontslaggrond de ontslagroute. De nieuwe Wet Werk en Zekerheid kent kent acht, limitatief opgenomen, ‘redelijke’ ontslaggronden:

  1. Bedrijfseconomisch redenen
  2. Langdurige arbeidsongeschikt, 2 jaar
  3. Frequent ziekteverzuim met onaanvaardbare gevolgen
  4. Disfunctioneren
  5. Verwijtbaar handelen of nalaten werknemer
  6. Weigeren werk wegens gewetensbezwaar en aanpassing niet mogelijk
  7. Verstoorde arbeidsrelatie
  8. Andere omstandigheden dan 1 tot en met 7, die zodanig zijn dat voortzetting niet kan worden gevergd (bijvoorbeeld detentie werknemer of ontbreken van een werkvergunning).

Ontslagprocedures op basis van gronden 1 en 2 verlopen via het UWV. Indien één van de overige ontslaggronden 3 tot en met 8 zich voordoet dient dit te worden voorgelegd aan de kantonrechter.

Het voornaamste verschil tussen het huidige en nieuwe ontslagrecht is dat toestemming voor beëindiging van het dienstverband slechts zal worden gegeven indien aan één van de limitatief in de wet opgenomen gronden geheel is voldaan én herplaatsing in een andere passende functie niet mogelijk is. Werkgevers zullen hun dossier dan ook goed op orde moeten hebben.

 

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *